Hoe ethisch wordt je handtas gemaakt? ‘Ook in Italiaanse looierijen zijn papierloze immigranten die voor een hongerloon werken’

Handtassen van Lies Mertens, Peterselie en Zarina Rouge
Handtassen van Lies Mertens, Peterselie en Zarina Rouge. © Joris Casaer
Jorik Leemans Journalist
Lotte Philipsen Journalist KnackWeekend.be

Terwijl we steeds meer vragen over onze kledij stellen, lijken we de duurzaamheid van handtassen te vergeten. Hoe groen en ethisch zijn die eigenlijk? Drie jonge Belgische ontwerpers maken een stand van zaken op.

Meestal gaan lifestyleartikels over hoe je handtas eruitziet, maar zelden over hoe die tas tot stand kwam. Ook communiceren (grote) merken zelf weinig over hoe groen en eerlijk hun lederwaren zijn. Gelukkig staat er een nieuwe generatie ontwerpers klaar die wel bewust transparant communiceert.

Aan onze tafel buigen drie jonge Belgische makers zich over de uitdagingen voor hun sector. Lies Mertens (34) richtte acht jaar geleden haar gelijknamige merk op. Al van in het begin doet ze continu onderzoek naar de meest duurzame aanpak. Voor haar handtassen werkt ze zowel met leer als vegan leer, meer bepaald Vegea (op basis van druifresten uit de wijnteelt) en MycaNova (op basis van mycelium, het netwerk van schimmeldraden).

Omdat hij niet gemakkelijk een tas vond die hem aansprak, besloot Bjorn Ghyselen (27) twee jaar geleden om zelf een merk te beginnen. Met zijn label Peterselie maakt hij genderneutrale tassen van deadstock, oftewel leeroverschotten van andere bedrijven.

Haar eerste creaties verkocht Zarina Khassenova (33) nog via Instagram. Vandaag wordt haar label Zarina Rouge one to watch genoemd. Ze produceert haar leren handtassen volledig in Italië.

zarina rouge, bjorn ghysel, lies mertens, handtassen, handbags, antwerpen, belgie, mode, knack weekend, duurzaam © Joris Casaer

Leercurve

Duurzaamheid gaat hand in hand met transparantie, dus laten we met de grondstoffen beginnen. Waar komt jullie leer vandaan?

Zarina Khassenova: ‘Het is mijn doel om mijn ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Uiteindelijk leidde mijn pad naar Italië. Het leer dat momenteel in mijn collecties gebruikt wordt, komt uitsluitend van Italiaanse leerlooierijen. Een groot deel van mijn huiden is gecertificeerd door de Leather Working Group (LWG), afhankelijk van de kleur. Dit is een organisatie die milieucertificaten toekent aan leerlooiers na grondig onderzoek.’

Lies Mertens: ‘Zo’n certificaat zegt niet alles, maar bij een gouden certificering weet je wel dat een looier de hoogste standaarden nastreeft. Het gaat over welke chemicaliën in hun product zitten, over waterzuivering, het gebruik van zonnepanelen en goede werkomstandigheden.’

Khassenova: ‘Ik werk met verschillende Italiaanse leveranciers en dus ook met verschillende looiers, zowel met gouden als zilveren LWG-certificaten. De ene looier werkt met huiden uit Brazilië, de andere met huiden uit Texas. Het is als jong label wat aftoetsen wat de beste keuze is en ook financieel haalbaar.’

Mertens: ‘Ik werk momenteel met de Duitse leerlooierij Richard Hoffmans, die over een gouden certificering beschikt. Ze halen hun huiden uit de directe omgeving – ze zitten niet ver van een slachthuissite – en vullen die aan met huiden uit een Deens slachthuis.’

Bjorn, jij kiest bewust voor deadstock.

Bjorn Ghyselen: ‘Toen ik begon met Peterselie, wilde ik liever geen nieuwe materialen gebruiken, maar benutten wat er is. Het is best tijdsintensief werk: ik ga naar Italië om het leer uit te kiezen. Dat is haalbaar omdat ik op kleine schaal werk met gelimiteerde drops, de uitdaging zit hem erin om dit te kunnen aanhouden nu we aan het groeien zijn. Daarom breiden we onze zoektocht naar materialen voortdurend uit.’

Weet je ook waar de vellen vandaan komen? Bestaan er fiches over de weg die het leer al heeft afgelegd?

Ghyselen: ‘Het blijft vaak beperkt tot de basisinfo. Sommige huiden haal ik letterlijk onder het stof uit omdat ze er al een jaar liggen. De stempel van de leerlooier staat er wel altijd op, maar ik weet niet van elk vel welke stappen het onderging.’

Mertens: ‘Vanaf de soldenperiode in juli ga ik ook enkele betaalbare stukken uit deadstock uitbrengen, dat gebruikte ik tot nu toe enkel voor limited editions. Je komt vaak prachtig leer tegen. Werken met deadstock is jammer genoeg niet mogelijk in hoge volumes voor retail. ’

Ghyselen: ‘Ik heb het gevoel dat er een switch bezig is, zeker op het vlak van stoffen. Merken beseffen dat het ook positieve promo kan zijn om hun deadstock een tweede leven te geven.’

Mertens: ‘Voor leer zijn we daar toch nog niet helemaal, denk ik. Zo stootte ik niet zo lang geleden op overschotten van een Frans luxehuis: de kwaliteit was geweldig, dus liet ik een aantal samples maken. Niet veel later kreeg ik bericht van het atelier dat het luxehuis op bezoek was geweest en de opdracht had gegeven om al dat leer te shredden.’

Ghyselen: ‘Serieus?’

Mertens: ‘Er lag nog tachtig vierkante meter, daar kun je nog ongeveer tweehonderd medium tassen van maken. Hoe kan dat? Het gaat voor hen puur over het bewaren van die exclusiviteit, terwijl het vooral kleinere merken zijn die met deadstock aan de slag gaan.’

Is deadstock altijd nog in perfecte staat?

Ghyselen: ‘Voor onze nieuwe collectie doen we een uitgebreide controle op de kwaliteit van het leer. Daarnaast geloof ik ook dat je van licht beschadigd leer iets moois kunt maken. Ik heb recent een “Pain Perdu”-sale gedaan, waarbij ik bewust stuks heb geproduceerd met kleine beschadigingen. Die verkochten we dan voor de helft van de prijs. Onze crossbody bag was binnen het kwartier uitverkocht. We hebben op die manier een heel jong publiek kunnen bereiken. Waarom zouden we zo’n mooi materiaal niet gebruiken? Leer leeft en evolueert.’

Khassenova: ‘Vergelijk het met je huid: die is toch ook niet altijd perfect? Waarom zou dat bij een koe wel zo zijn?’

Bij het conventionele looien van leer – wat nodig is tegen het rotten – komen agressieve chemicaliën kijken. Experten zijn het er dan ook over eens dat plantaardig gelooid leer de meest ecologische keuze is. Toch werken jullie daar niet mee.

Mertens: ‘Acht jaar geleden startte ik met vegetaal gelooid leer, maar het leer verkleurt en geeft sneller af. Daarnaast droogde het te veel uit en verouderde het niet mooi. Duurzaamheid is voor mij ook een tas die lang meegaat.’

Dus het is ook een esthetische keuze?

Mertens: ‘Dat speelt zeker mee. Er bestaat ook vegetaal leer dat wel kwalitatief genoeg is, maar het is een traag en duur proces. Al is de prijs zeker geen argument, het leer dat ik nu gebruik is even duur. Momenteel werk ik met leer dat is gelooid met chroom en semi-vegetaal gelooid leer, waarvan de basis plantaardig is. ’

Khassenova: ‘Ik vind het vegetaal gelooide leer eerlijk gezegd niet altijd even mooi.’

V.l.n.r. de d.b wine bag in vegea bordeaux van Lies Mertens, BAG 02 Tomato Red van Peterselie, Helena in Ferrero van Zarina Rouge © Joris Casaer

Schimmeltassen

De laatste jaren winnen alternatieve en plantaardige materialen aan populariteit, van ananas- tot cactusleer. Is vegan leer de toekomst?

Ghyselen: ‘Het probleem is dat vegan leer vaak ook gewoon plastic is. Ik heb een tijdje de optie bekeken om een vaste collectie te maken uit appelleer, maar als je naar die samenstelling kijkt, is dat 25 procent appelafval en de rest synthetisch. Merken zullen mee moeten investeren in die innovatie, maar als klein label heb ik dat budget niet. Ik wacht dus nog even af.’

Mertens: ‘Ik werk zowel met gewoon als met vegan leer. Er zit heel veel potentieel in plantaardige materialen als MycaNova (op basis van mycelium, red.), maar die kunnen ook alleen maar groeien en betaalbaarder worden als merken het een kans geven. Zelf heb ik daar alleen mee kunnen werken omdat de stad Antwerpen mij daarvoor gesubsidieerd heeft. Ik had die middelen niet.’

Staat het grote publiek al open voor vegan handtassen?

Mertens: ‘Ik heb een jaar dezelfde tas verkocht in mycelium en leer: als je Belgen de optie geeft, kiezen ze nog steeds voor het leren product omdat ze dat kennen. Leer is ook gewoon een statussymbool. Vegan leer heeft datzelfde prestige nog niet. Ik merk bij een bepaald publiek dat dat bewustzijn wel aan het groeien is. Soms lukt het toch om iemand te overtuigen die was binnengekomen voor een leren tas.’

Leer is ook gewoon een statussymbool. Vegan leer heeft dat prestige nog niet.

Zou jij het overwegen, Zarina?

Khassenova: ‘Zeker, maar net als Bjorn nu nog niet. Ik wil het zo goed mogelijk doen, maar ik heb als klein label helaas niet de tijd om de nodige research te doen naast het ontwerpen van nieuwe samples, het organiseren van shoots en andere praktische zaken. Het leer waarmee wij werken is sowieso altijd een bijproduct, overschot uit de vleesindustrie.’

Lees ook: Iedereen in de vegan leer: is de opkomst van diervrij leer echt zo veel beter voor het milieu?

Dierenrechtenactivisten noemen het liever een coproduct, omdat leer ook een winstgevende business is. Geloven jullie dat leer ooit dezelfde kwalijke reputatie als bont zou kunnen krijgen?

Ghyselen: ‘Zolang er geen koeien puur voor het leer gekweekt worden, denk ik niet dat dat gaat gebeuren. Wel geloof ik dat de mentaliteit van heel de keten nog meer gaat verschuiven naar een duurzamere aanpak en dat de sector meer gaat investeren in vegan alternatieven.’

Mertens: ‘Vleesconsumptie heeft een grote impact, dat weten we allemaal. Die consumptie lijkt gradueel af te nemen, maar zolang ze bestaat, zal er ook leer zijn. Als je kijkt naar de cost per wear is leer eigenlijk heel duurzaam wanneer het goed gemaakt is.’

Made in Italy

Italië wordt vaak in één adem genoemd met de productie van handtassen. Waar produceren jullie?

Mertens: ‘Het grootste deel van mijn productie zit inderdaad in Italië, meer bepaald in de regio rond Verona, die bekendstaat om zijn productie. Het atelier wordt gerund door de zestiger Franco, hij werkt met zonne-energie en is veel bezig met natuurlijke lichtinval en de sourcing van zijn huiden. Daarnaast werk ik ook met een door Belgen gerund atelier in Tunesië. Daar wordt ook gewerkt volgens Belgische standaarden.’

Ghyselen: ‘Ook de tassen van Peterselie worden in Veneto gemaakt. We werken samen met een klein familieatelier onder leiding van Gabriel. Alles wordt er met de hand gemaakt.’

Khassenova: ‘Ook ik werk met een klein familiebedrijf in Calenzano, Firenze. De volledige productie van Zarina Rouge bevindt zich daar.’

Duurzaamheid zou eigenlijk het minimum moeten zijn als je een merk start.

Jullie kiezen dus allemaal voor productie dicht bij huis. Hebben jullie zoals concurrerende labels ooit overwogen om te produceren in Azië?

Khassenova: ‘Nee, want voor velen blijft “Made in Italy” synoniem voor kwaliteit en vakmanschap, zeker in de wereld van lederwaren. Toch moeten we oppassen met veralgemeningen over Azië. Niet alle productie in Azië is te vergelijken met de wanpraktijken van ultrafast-fashionspelers als Shein. Er zijn ook ateliers met goede werkomstandigheden.’

Mertens: ‘Ik zal zelf nooit uitwijken naar Azië met mijn productie. Enerzijds omdat grote Aziatische bedrijven bezig zijn met het opkopen van productieateliers wereldwijd, omdat ze op die manier een grootmacht willen worden. Anderzijds zorgt het verdringen van kleinere Europese spelers ervoor dat de vakkennis in onze streken verdwijnt, ook in Italië. Recent is het atelier van Franco overgekocht door een ontwikkelingsbedrijf dat er op die manier voor wil zorgen dat dit ambacht in Italië blijft.’

Khassenova: ‘Ook de vrouw met wie ik samenwerk in Italië ziet de sector achteruitgaan. Er is steeds minder werk voor mensen die altijd met leer bezig zijn geweest.’

Ghyselen: ‘Hoewel ik hoop dat de werkomstandigheden stilaan verbeteren in landen als China en India, blijf ik ook in Italië. Het is duurzaam om in een korte keten te werken. Ik zoek al mijn stock bij elkaar in Italië, dus het zou absurd zijn om die stock vervolgens naar China te verschepen voor de productie en dan naar België voor de verkoop.’

Is het nog mogelijk om vandaag in België handtassen te produceren?

Khassenova: ‘Nee. Het is al duur in Italië.’

Mertens: ‘Dat soort productie bestaat hier helaas niet meer. In België produceren voor een prijs die commercieel interessant is, is onhaalbaar. Enkel kleinschalige merken, die alles nog zelf maken, kunnen hier produceren. Voor mij is dat niet haalbaar: ik doe er veel langer over dan een vakman of -vrouw en zit zelf liefst niet de hele tijd achter de stikmachine.’

© Joris Casaer

Greenwashing & sweatshops

Wordt er nog veel aan greenwashing gedaan?

Mertens: ‘Absoluut. Ik werkte vroeger samen met een Italiaanse leerlooierij, die heel erg uitpakte met zijn Italiaans leer. Op de oorsprongfiches zag ik Nieuw-Zeeland staan, iets dat ze probeerden goed te praten door te zeggen dat het wel happy cows waren. Meer dan de helft van het leer waarmee gewerkt wordt in Italië is niet Italiaans. Ik keur dat niet noodzakelijk af, maar er moet wel transparant over gecommuniceerd worden.

Ook voor de productie moet je alert zijn. Zo is een grote Italiaanse leerproducent deels overgekocht door een Aziatische speler. Een groot stuk van de productie zit nu in Vietnam. Omdat het wel nog een Italiaans bedrijf is, bestempelen merken die met hen samenwerken hun producten als “Made in Italy”. Het is nog maar de vraag of ze dat zelf echt geloven, of dat ze doelbewust een loopje met de waarheid nemen.’

Khassenova: ‘Voor ik in Italië produceerde, werkte ik met een Spaans atelier dat voor grote, kwalitatieve merken produceert. Tijdens een rondleiding maakte ik foto’s en filmpjes, waarin je ook de merknamen kon zien. De eigenaar eiste dat ik die allemaal wiste, want sommige merken beweren dat ze alles in hun eigen fabriek produceren. Hij wilde niet in de problemen komen bij zijn klanten, mocht ik die foto’s op internet zetten.’

Ghyselen: ‘Een tijd geleden kwam in het nieuws dat handtassen van Dior en Armani in Italiaanse sweatshops, in handen van Chinese eigenaars, door illegale immigranten werden gemaakt. De merken beweerden dat ze niet wisten dat hun producent het werk had uitbesteed aan een onderaanneming. Dat bewijst nogmaals dat transparantie alles is.’

Mertens: ‘Nog een mooi voorbeeld van greenwashing: ik vroeg eens aan de chatbot van een Belgisch handtassenbedrijf waarom zij in China produceren. Het antwoord was dat enkel daar het vakmanschap beschikbaar is voor hun gedetailleerde binnenafwerking. Het echte antwoord is natuurlijk dat het te duur is om diezelfde handtas in Europa te produceren. Als de focus van je bedrijf niet is om duurzaam te werken, pak daar dan ook niet mee uit in je communicatie.’

Hoe kun je als merk weten of de bedrijven waarmee je in zee gaat eerlijk zijn?

Mertens: ‘Ik ga heel ver in het stellen van vragen. Ik eis altijd dat ik de looierij zelf mag bezoeken. In sommige looierijen hebben ze liever geen pottenkijkers omdat de werkomstandigheden niet oké zijn. Zo moest ik eens een uur wachten vooraleer ik binnen mocht in een looierij in Toscane. Toen ik eindelijk binnenging, was er amper volk aan het werk. Toen ik later las over papierloze immigranten die voor een hongerloon werken in Italiaanse looierijen, trok ik mijn conclusies. Duurzaamheid gaat ook over de mensen die in een sector werken.’

Khassenova: ‘Dat is ook een van de redenen waarom ik ervoor gekozen heb om zowel de looierij als de productie in Italië te houden. Zo kan ik gemakkelijk op bezoek gaan, samen met mijn lokale Italiaanse contact. Zij opent heel wat deuren, wat als buitenstaander heel handig is.’

Tweede leven

Circulariteit is ook belangrijk als een label zichzelf duurzaam wil noemen. Herstellingen zijn een eerste stap.

Ghyselen: ‘Ik ben nog maar twee jaar bezig, dus zoveel herstellingen heb ik nog niet moeten doen. Ik bied het wel aan en doe zelf de herstellingen in mijn atelier. Ik heb bewust tassen gemaakt die heel stevig zijn, door ook een leren voering te kiezen. Op die manier hoop ik dat mensen die tas echt heel lang kunnen dragen.’

Khassenova: ‘Wat ik kan, doe ik ook zelf. Daarnaast werk ik samen met Mien Kaba in Brugge en HOIHOI in Gent.’

Mertens: ‘Wij werken samen met Toni Taloni in Antwerpen. In onze winkel hebben we een prijslijst liggen voor alle herstellingen. Als het een productiefout is, nemen wij de kosten uiteraard op ons. Als je als maker wilt dat je product lang meegaat, moet het ook hersteld kunnen worden.’

Is jullie consument daar ook mee bezig?

Ghyselen: ‘Ik denk dat er een jongere generatie is die het bijna vanzelfsprekend vindt dat iets duurzaam is, waardoor ze soms net eerder schrikken als dat niet het geval is. Toch zou ik zeker niet beweren dat dat de belangrijkste reden is voor hen om een product te kopen.’

Khassenova: ‘De jeugd is heel tegenstrijdig, dat merk ik ook in mijn kledingzaak. Ze zijn meer bezig met het milieu en het klimaat, maar doen tegelijkertijd vaak aan overconsumptie. Ze willen liever vijf stuks voor tweehonderd euro dan één mooi item. ’

Mertens: ‘Ik bereik net zo goed twintigers als zestigers. Doorgaans zijn die wel mee met mijn verhaal, maar je zult altijd klanten hebben die een dure handtas kopen omdat het een statussymbool is, zonder zich vragen te stellen bij hoe die tot stand kwam. Die keuze zou eigenlijk ook niet bij de consument moeten liggen.’

De jeugd is meer bezig met het milieu en het klimaat, maar doet tegelijkvaak aan overconsumptie.

Het goede nieuws is dat Europa eindelijk in actie is geschoten met de nodige regelgeving. Stemt dat jullie positief?

Mertens: ‘Europa wordt strenger en strenger. Als de Europese leersector niet verduurzaamt, bestaat hij over enkele jaren niet meer. Merken zullen moeten veranderen, of ze willen of niet. En dat is maar goed ook. Een vriendin van mij werkt bij een bekend modelabel en vertelde me hoe de tachtig prototypes voor één handtas allemaal vernietigd worden. Zoiets zou niet mogen.’

Ghyselen: ‘Inderdaad. Zonder die regelgeving zul je altijd bedrijven hebben die winst vooropstellen. Duurzaamheid zou eigenlijk het minimum moeten zijn als je een merk start.’

Khassenova: ‘Het meest duurzame is natuurlijk om helemaal niets nieuws te maken, maar er zal altijd vraag zijn naar nieuwe spullen.’

Mertens: ‘De sector is niet transparant en informatie zit vaak achter gesloten deuren, je moet als maker daarom echt de overtuigde keuze maken om je tijd en middelen erin te stoppen. Duurzame materialen zijn soms dubbel zo duur, waardoor enkel een koopkrachtige groep ze kan betalen. Vroeger vond ik het erg als ik een van mijn tassen vond op een tweedehandssite, nu juich ik het toe. Het is heel fijn als iemand er zo een leven aan geeft.’

Lees ook: Waarom zijn handtassen plots zo duur? ‘Dit is niet enkel inflatie, de merken hebben hun strategie aangepast’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content

OSZAR »